Moet de onderwijsassistent extra doorvragen wanneer een kind vertelt over een valpartij van de trap als een collega het vermoeden van kindermishandeling heeft geuit?
Samantha begeleidt op woensdagochtend een klein groepje kinderen uit groep 4 die wat extra ondersteuning nodig hebben met lezen. Het is altijd een genoeglijk uurtje als Samantha met de drie kinderen bezig is. Ze heeft dan echt de tijd om de kinderen alle aandacht te geven die nodig is. Ze krijgt ook veel waardering van de leerkracht want de kinderen gaan echt goed vooruit met lezen door de extra ondersteuning.
Samantha heeft met deze kinderen een heel goede band opgebouwd en krijgt veel te horen van de kinderen. Zo heeft ze een tijdje geleden kunnen doorgeven dat een van de kinderen last had van twee andere kinderen die haar steeds uitlachten. Naar aanleiding daarvan hebben ze in de klas aandacht geschonken aan pesten en is de sfeer onder de kinderen veel verbeterd.
Vandaag roept de vaste leerkracht voordat Samantha start met het lezen haar even bij zich en vraagt of ze Robert wat extra wil observeren. Samantha vraagt waarop ze moet letten waarop de leerkracht zegt dat ze zich afvraagt of het bij hem thuis allemaal wel goed gaat.
Nadat Samantha de eerste oefeningen met de kinderen heeft gedaan neemt ze even de tijd om met de kinderen over de afgelopen week te kletsen. Dat is altijd het moment waar ze veel te weten komt over de kinderen. Robbert doet net als de andere kinderen lekker mee aan het gesprekje en Samantha kan echt niets bijzonders aan hem bemerken. Robbert vertelt stoer over de valpartij die hij van de trap heeft gemaakt en laat Samantha zijn blauwe plekken bewonderen. Samantha weet dat Robbert best wel houdt van wat opscheppen en graag in de belangstelling staat. Moet zij nu verder doorvragen over de valpartij want ze snapt natuurlijk wel dat de vraag van de leerkracht hiermee verband houdt.
Kwalificaties MBO 2016
Kwalificatiedossier Pedagogisch Werk
B1-K1-W7: Zorgt voor een veilig pedagogisch klimaat
- behandelt de kinderen rechtvaardig;
- laat elk kind in de groep tot zijn recht komen;
- toont overwicht bij het handhaven van afspraken en regels;
- toont rust en zelfvertrouwen
- ook in onzekere en onduidelijke situaties;
- onderneemt tijdig doeltreffende actie op vermoedens en signalen van pesten, kindermishandeling en seksueel misbruik;
- past interactievaardigheden effectief toe: sensitieve responsiviteit, respect voor autonomie, structureren en grenzen, praten en uitleggen, ontwikkelingsstimulering, begeleiden van interacties.